Het aantal producten dat over de toonbank ging, bleef nagenoeg gelijk. Dat
blijkt uit dinsdag gepubliceerde cijfers van het Centraal Bureau voor de
Statistiek (CBS).
De detailhandel behaalde in januari 2,3 procent meer omzet dan in dezelfde
periode een jaar eerder. Gecorrigeerd voor het verschil in koopdagen bleef
de omzetgroei steken op 1 procent.
De supermarktomzet groeide het hardst, met ruim 12 procent. De prijzen gingen
6 procent omhoog, terwijl het aantal producten met bijna 7 procent toenam.
Daarbij is niet gecorrigeerd voor koopdagen. "We blijven eten en drinken.
Wat wel opvalt, is dat supermarkten sterk terrein winnen ten opzichte van
speciaalzaken als slagerijen, slijterijen en groenteboeren”, aldus econoom
Michiel Vergeer van het CBS.
Winkels met andere verkoopwaar, zogenoemde non-foodwinkels, zagen de omzet
dalen, vooral doordat er minder producten verkocht werden. "Voor de
non-foodsector zitten we in een duidelijke min. Consumenten zijn
terughoudend om hieraan hun geld uit te geven”, aldus Vergeer. Daarbij zien
vooral meubelwinkels, doe-het-zelfzaken, bouwmarkten en elektronicazaken de
inkomsten teruglopen. Alleen drogisterijen en kledingwinkels behaalden iets
meer omzet dan een jaar eerder.
Veel geld verdwijnt naar spaarrekeningen, zo bleek onlangs uit gegevens van De
Nederlandsche Bank (DNB). Die becijferde dat het tegoed op spaarrekeningen
in januari met 3,7 miljard euro was gestegen, het hoogste ooit gemeten.
Vergeer: "We doen het even kalm aan en potten het geld op, waarschijnlijk in
het licht van de onzekere omstandigheden.” Consumenten hadden in januari
wel meer loon, door de afschaffing van de ww-premie.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl